Een half leven geleden nam ik me als beginnend docent voor dat ik metéén ontslag zou nemen als ik zou huilen voor de klas. Daarbij dacht ik aan wanhopige tranen voor een ordeloze troep. In het begin is dat een paar keer bijna gebeurd. Nu niet meer. Daarentegen lijkt het wel of de ontroering me steeds vaker overvalt.

De allereerste les aan een spannende vmbo 4. Ik had me zorgen gemaakt of ik dat wel kon. Maar elke leerling die binnenkwam, gaf me een hand, keek me aan en wenste me een fijn schooljaar. Met bibberende stem bedankte ik ze en begon de les.

Of de keer dat ik een column van een docent (meester Bart) voorlas aan vwo 6. Deze column had ik uitgekozen omdat de opbouw zo goed was. Halverwege realiseerde ik me opeens waar het verháál over ging, (hij moet aan een leerling vertellen dat diens vader onverwacht overleden is). In deze klas zat een meisje dat midden in haar rouwproces zat om de dood van haar vader. Ik stopte, schoot vol en vertelde hoe ongemakkelijk en verdrietig ik me voelde. We keken elkaar aan, de klas bleef stil, ze vond het goed dat ik verder las.

Onze school werkt dit jaar samen met Stichting Present. Een stichting die bemiddelt tussen hulpvragers en mensen die iets voor een ander willen doen. Mijn mentorklas, weer de leukste, mag als eerste meedoen, maar mijn andere havo 5 (ook niet de minste!) wilde ook wel weten wat Present inhield. Dus ik vertelde hoe trots ik was dat wij dit mochten doen. Over hoe belangrijk ik het vond dat wij ook die kant van de maatschappij zagen en onze verantwoordelijkheid daarin namen. Over hoe mooi, goed en zorgvuldig Present dit allemaal regelde.

En toen ging er een vinger omhoog: ‘Mevrouw, mogen wij ook meedoen?’ En er gingen nog tien vingers omhoog. Ik keek de klas rond, kreeg kippenvel en huilde. Voor de klas.

Kristel Peters // docent Nederlands op de Heemlanden